Hieronder leest u een artikel door Anna de Zeeuw, Rosa Koetsenruijter, Erik Jansen en Ilona van Breugel.

Dit artikel is geraadpleegd via: https://publications.hva.nl/bewogen-stad-16/de-rol-van-taal-in-energietransitie

In de energietransitie komen veel verschillende werelden samen: woningcorporaties, energiebedrijven, gemeenten, sociale ondernemingen en onderzoeksinstellingen moeten met elkaar optrekken, maar dat is nooit eenvoudig. Soms lijkt er sprake te zijn van een strijd waarin de eigen belangen, opvattingen en oplossingen zo goed mogelijk moeten worden verdedigd. Om deze werelden dichter bij elkaar te brengen en hierover te leren, werken we in het Just Prepare project – een NWO-KIC project waarin onderzocht wordt hoe we tot een effectieve en rechtvaardige, lokale energietransitie kunnen komen – samen in zogeheten living labs en learning labs. De living labs, die we organiseren in Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen en Gemert-Bakel bestaan uit lokale samenwerkings- en leerverbanden van die verschillende partijen in de energietransitie. De flankerende learning labs bestaan uit bredere leersessies met de onderzoeks- en praktijkpartners (zoals gemeenten, energiebedrijven, welzijnsorganisaties, consultancy bedrijven, uitgeverijen) vanuit de verschillende living labs. In deze learning en living labs werken we thematisch en faciliteren we co-designprocessen met lokale partners en belanghebbenden. Zo creëren we ruimte voor leerprocessen.  

Living lab als arena

We beschouwen de living labs als een arena, een plek waar de verschillende partners in de energietransitie samenkomen en zich tot elkaar verhouden (zie ook Straathof, 2009). De learning labs kunnen daarbij gezien worden als de tribune, een plek voor gezamenlijke reflectie op dat handelen. In de arena’s komen de verschillende ‘talen’ van de deelnemers bij elkaar, dit kan leiden tot misverstanden. Bijvoorbeeld wanneer verschillende definities bij elkaar komen maar er nog geen gemeenschappelijke taal en begrip is ontwikkeld om de lading en gevoeligheden rondom elkaars taal te begrijpen. Deze ‘taalbarrières’ kunnen dan sociale consequenties hebben: ze kunnen obstakels veroorzaken in samenwerkingen en soms zelfs leiden tot onbedoelde fricties in de onderlinge verhoudingen. In dit artikel kijken we wat er gebeurt wanneer verschillende ‘talen’ bij elkaar komen in de arena’s van de living labs. 

Taal als manier om de wereld te begrijpen 

Om de rol van taal binnen processen van energierechtvaardigheid te begrijpen, moeten we erkennen dat onze kijk op de wereld niet een directe weerspiegeling van de werkelijkheid is, maar eerder een construct van onze eigen betekenisverlening, oftewel een discours. We construeren ons beeld van de werkelijkheid en gebruiken daarvoor onder meer taal. De manier waarop we de wereld benaderen is bovendien historisch bepaald, namelijk afhankelijk van hoe we gewend zijn dat te doen. Onze perceptie van onze eigen positie en identiteit, en ons beeld van de wereld kan door de tijd heen veranderen. Kortom, hoe we de wereld begrijpen is het product van allerlei sociale processen van betekenisgeving en taal is daar zowel een middel in, als een reflectie van.

Kennis is daarmee geen losstaand aspect van de wereld. maar dat wat we beschouwen als kennis wordt eveneens gecreëerd door sociale interactie, waarmee we een gemeenschappelijke ‘waarheid’ construeren en voortdurend strijden over wat waar is en wat niet. Ons eigen handelen vloeit vervolgens voort uit deze specifieke sociaal geconstrueerde kijk op deze wereld (zie ook Jorgensen en Philips, 2002). Vanuit dit gegeven onderzoeken we in dit artikel de taal en begrippen die we in het project tegenkomen. De vraag is daarbij niet of ze daadwerkelijk waar zijn, maar of en op welke wijze ze betekenisvol zijn voor actoren in het veld en daarin hun handelen vormgeven (Thomas & Thomas, 1928; zie ook De Zeeuw, 2012). 

Energierechtvaardigheid als concept

Een van de woorden of concepten waarover allerlei verschillende ideeën bestaan is energierechtvaardigheid. Vanuit de wetenschappelijk hoek wordt vaak de volgende driedeling aangehouden om het begrip te duiden: verdelende rechtvaardigheid, procedurele rechtvaardigheid en erkenningsrechtvaardigheid (Jenkins et al., 2016). Verdelende rechtvaardigheid gaat dan over de verdeling van de baten maar vooral ook de kosten van de energietransitie. Bij procedurele rechtvaardigheid gaat het vervolgens over de mate van mogelijkheden om deel te nemen aan ideeënvorming of beslissingsprocessen over de koers, uitvoering en waardering van energietransitieprojecten, zoals een burgerberaad over de aanleg van een windmolenpark. En bij erkenningsrechtvaardigheid gaat het over de mate waarin het perspectief van groepen of personen op een gelijkwaardige manier wordt meegenomen in de energietransitie. Denk hierbij de mate waarin  bij een gemeentelijke warmtevisie aandacht wordt besteed aan minderheidsgroepen of groepen bewoners met speciale behoeften of beperkingen. Daarnaast wordt bij energierechtvaardigheid soms echter ook nog verwezen naar restoratieve rechtvaardigheid: de mate waarin betrokkenen aanspraak kunnen maken op het herstel van eerdere onrechtvaardigheden voordat er andere energiemaatregelen worden getroffen (Hazrati & Heffron, 2021). Deze vierder variant geeft al aan dat de eerdere bovenstaande driedeling niet in beton gegoten is. 

Dat zien we ook terug in onze living labs. De functie die het woord ‘energierechtvaardigheid’ bekleedt verschilt per perspectief of discours. Waar het voor wetenschappers een analytisch begrip is dat op een zo objectief mogelijke manier grip geeft op de werkelijkheid, is het voor wijkprofessionals iets heel anders. Zij zien energierechtvaardigheid, op basis van hun praktijkervaringen en context, vaak als een utopie: iets wat onmogelijk is om volledig te bereiken. De professionals pleiten er dan ook voor te kijken naar waar de onrechtvaardigheden zich bevinden en rechtvaardigheid meer te benaderen als een proces dan een te bereiken einddoel. 

Uit bovenstaande voorbeeld komt naar voren dat de beelden en ervaringen die de verschillende partijen hebben bij het woord energierechtvaardigheid en de woorden die de soorten energierechtvaardigheid typeren, invloed hebben op de manier waarop ze de energietransitie benaderen. Ook heeft de manier waarop partijen de energietransitie (uit hoofde van hun rol hierin) benaderen invloed op hun beelden bij het woord energierechtvaardigheid. Dat geldt voor professionals, maar net zozeer voor bewoners en onderzoekers.  

Wanneer we kijken naar de verschillen in gehanteerde definities van het begrip energierechtvaardigheid zien we dat taal daarmee rechtstreeks raakt aan erkennings- en procedurele (energie-)rechtvaardigheid: door het gebruik van begrippen of woorden kunnen bepaalde groepen bijvoorbeeld uitgesloten raken bij een proces (omdat ze de gebruikte taal in een uitnodiging om deel te nemen niet begrijpen), zoals een inspraakavond voor bewoners, of een bepaald “etiket krijgen” waardoor ze afwijkend benaderd worden (“we gaan kwetsbare bewoners helpen”). We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld.

In een theater aan de rand van een Just Prepare onderzoeksgebied vond een Learning Lab van het project plaats. Verschillende belanghebbenden uit de gemeente, waaronder de energieleverancier, woningcorporatie, een kunstenaarscollectief, een sociaal ondernemer, een lokale energiecoöperatie, onderzoekers en gasten uit andere gemeentes, kwamen hier samen.Voorafgaand aan de bijeenkomst werd er een projectposter verspreid waarin de term “onderbedeelde wijken” werd gebruikt als vertaling van de term “underprivileged neighbourhoods” uit de subsidieaanvraag bij NWO. Tijdens de plenaire sessie ontstond er discussie over deze term. Sommige deelnemers vonden de term stigmatiserend en negatief ten opzichte van de bewoners en gaven aan in hun werk in de wijk deze term juist niet te gebruiken, terwijl wetenschappers het gebruik van de term verdedigden als nauwkeurige vertaling. Bij een volgende uitnodiging voor een learning lab kwam dit punt opnieuw naar voren omdat de term ‘onderbedeeld’ weer op de uitnodiging te lezen was. De programmamanager van de gemeente drong erop aan om de term aan te passen in publieksuitingen, om zo een gelijkwaardige en respectvolle benadering van de bewoners te waarborgen. Zij stelde dat taal van essentieel belang is bij het praten over en benaderen van bewoners, en dat termen als “kansarm” en “onderbedeeld” de kracht en invloed van bewoners op voorhand ondermijnen.

Dit voorbeeld illustreert de impact van taal, specifiek van de verschillende betekenissen die daaraan kunnen worden gehecht, op de processen in de living labs. Waar sommige deelnemers de term ‘onderbedeeld’ als onrechtvaardig en schadelijk voor de bewoners beschouwden, hechten andere deelnemers juist veel belang aan een wetenschappelijk correcte beschrijving. De uiteindelijk gebruikte woorden zijn daarin dus niet neutraal, want deze zijn verbonden aan systemen van betekenisgeving en in dit geval van de verschillende rollen en waarden die daaraan gekoppeld worden;wetenschappelijke ‘juistheid’ of neutraliteit versus gelijkwaardigheid in contact met de bewoners. De living labs zijn daarmee in feite  geen neutrale ontmoetingsruimtes. We kunnen deze ‘arena’s’ niet los zien van sociale en politieke structuren, machtsverhoudingen en belangen (cf. Pijpers 2024) . Want wie doen er mee en wie niet, en hoe krijgt eenieder   een stem.  Oftewel, hoe staat het eigenlijk met de procedurele – en erkenningsrechtvaardigheid in dit soort Living labs?

Is nieuwe taal de oplossing?

Als het tijdens symposia en werkbijeenkomsten over de wijkgerichte energietransitie wordt gesproken over de rol van taal, wordt regelmatig door deelnemers geopperd dat je een in een samenwerking nieuwe taal moet ontwikkelen met elkaar; dat je samen op zoek moet gaan naar een gemeenschappelijke taal zodat iedereen op een lijn zit. De vraag is  of dat daadwerkelijk raakt aan de kern van het probleem, waarbinnen  taal ook een expressie is van een onderliggend wereldbeeld dat wellicht niet zo eenvoudig aan te passen is. Het beschreven voorbeeld laat zien dat dit inderdaad niet eenvoudig is: nieuwe taal zal immers altijd weer nieuwe vragen en onduidelijkheden  oproepen.  

Het creëren van een gemeenschappelijke taal  is wellicht  ook behoorlijk omslachtig: betrokkenen hebben immers al taal om hun perspectief op de situatie te duiden en te begrijpen. Het lijkt dan veel productiever om te investeren in het begrijpen van elkaars perspectief en de bijbehorende taal, dan nieuwe woorden te bedenken waaraan elke partij opnieuw duiding zal moeten geven. Bovendien zit in elk perspectief en de bijbehorende taal ook kennis besloten over hoe de zaken vanuit de bijbehorende positie in elkaar steken. Het leren over elkaars perspectief is dan ook productief in het collectief begrijpen van de complexe werkelijkheid zoals die vanuit verschillende gezichtspunten wordt waargenomen. 

Vanuit de wetenschappelijke opvatting over energierechtvaardigheid is er nog een argument te geven voor een dergelijke benadering. Leren luisteren naar elkaar kan in de energietransitie juist onderdeel zijn van het erkennen en erkenning ervaren van betrokkenen en kan het voor iedereen mogelijk maken (als zij dat willen) van deelname aan de processen van deliberatie en besluitvorming. Daarmee is leren luisteren een essentieel element in het praktisch vorm geven aan procedurele en erkennings-rechtvaardigheid. Dit sluit aan bij de theorie rond “negotiated knowledge”: kennis is het resultaat van een interactief proces, waarbij actoren hun visies delen en door hierover te praten en te discussiëren vervolgens tot een beter begrip van elkaars perceptie komen. Door dit gestructureerd te doen, worden nieuwe en andere perspectieven gedeeld, waardoor nieuwe inzichten ontstaan (de Bruijn en Leijten 2007).

Conclusie: living labs als ruimte om te werken aan nieuwe betekenisgeving

Bovenstaande voorbeelden uit de context van de living en learning labs van Just Prepare staan niet op zichzelf. Ze gelden breder. In de energietransitie worden termen als kansarme wijken, sociale achterstanden, energiearmoede en onderbedeelde buurten volop gebruikt. Deze termen worden gebruikt om ongelijkheid in de energietransitie zo goed mogelijk te adresseren maar kunnen daarbij als effect hebben dat mensen zich gestigmatiseerd, afhankelijk gemaakt, weggezet of achtergesteld voelen, waardoor zij anders gaan handelen of afzien van betrokkenheid in de energietransitie. Verdelende rechtvaardigheid (dus het adresseren van de ongelijke verdeling van de kosten en baten tussen verschillende wijken) en de ‘juiste’ termen daarbij kunnen dan (onbedoeld) op gespannen voet komen te staan met procedurele en erkenningsrechtvaardigheid (wie kunnen er mee doen en hoe worden deze perspectieven op een gelijkwaardige manier meegenomen). Daarom pleiten wij er  voor om living labs expliciet niet te beschouwen als neutrale arena’s maar als een ruimte waar je samen actief werkt aan deze (nieuwe) betekenisgeving. Het is van belang dat we de verschillende interpretaties van begrippen als rechtvaardigheid bij de betrokkenen leren kennen en ook begrijpen wat deze verschillende interpretaties doen met de onderlinge verhoudingen. Daarbij is bovendien essentieel dat we de dagelijkse levenswandel van bewoners als uitgangspunt nemen om met lokale partners te begrijpen wat onrechtvaardigheid nu eigenlijk is in de concrete situaties waarin bewoners zich dagelijks begeven. Op deze manier voortdurend het gesprek voeren, het discursief maken van het begrip energierechtvaardigheid vormt daarin de kern van wat in de arena’s van de living en learning labs maar eigenlijk ook in de hele energietransitie moet gebeuren. Want zo maken we gebruik van de kracht van sociale processen van betekenisgeving in plaats van dat verstarring en conflict over definities en betekenissen onbedoeld de processen in de lokale energietransitie gijzelen in oppositie en conflict. 


Referenties

Auteurs: Rosa Koetsenruijter en Anna de Zeeuw van de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met Ilona van Breugel en Erik Jansen van de HAN University of Applied Sciences.